Een succesvolle start in het hoger onderwijs
De eerste honderd dagen van een opleiding zijn bepalend voor studentsucces. In deze periode ontstaat binding en motivatie, of juist twijfel en uitval. Een door de hogeschool Hanze in Groningen ontwikkeld instrument helpt opleidingen om hun startperiode gestructureerd onder de loep te nemen en te verbeteren.
De eerste honderd dagen van een opleiding zijn bepalend voor het verdere verloop van de studie. In deze cruciale startfase wordt de basis gelegd voor studentsucces1: de mate waarin studenten zich kunnen ontwikkelen, regie ervaren over hun leerproces, zich verbonden voelen met hun opleiding én hun studie succesvol doorlopen. De Hanze heeft daarom in 2022 de Eerste-100-dagenScan ontwikkeld2, een instrument voor het analyseren en optimaliseren van de start in het hoger onderwijs, om zo onnodige uitval te voorkomen. Een belangrijk uitgangspunt van het instrument is dat voor het vergroten van studentsucces een integrale aanpak nodig is3,4; dat betekent niet één losse maatregel, maar een samenhangende set van interventies die elkaar versterken.
De scan gebruikt als kapstok zes succesfactoren die aantoonbaar bijdragen aan studentsucces5: binding, activeren, programmering, teamwork, begeleiding en studievaardigheden (zie Figuur 1). Deze factoren dragen niet alleen bij aan studievoortgang, maar ook aan motivatie, welzijn en persoonlijke ontwikkeling. De Eerste-100-dagenScan biedt analysevragen waarmee opleidingen hun sterke en zwakke punten in beeld kunnen brengen2.

Figuur 1 Succesfactoren met hoofdvragen
Een valkuil bij onderwijsverbetering is dat docententeams op basis van vermoedens direct maatregelen nemen, zonder eerst de situatie grondig te analyseren. Deze aannames blijken vaak onjuist of eenzijdig. De Eerste-100-dagenScan helpt teams om een pas op de plaats te maken. De scan werkt op basis van een evidence-informed aanpak6 die inzichten uit data, onderzoek en intuïtieve expertise combineert om tot doordachte keuzes te komen. De meeste vragen in de scan zijn te beantwoorden door docenten en studenten. Ook documenten zoals het onderwijs- en examenreglement, roosters en toetsresultaten kunnen bijdragen aan een volledig beeld.
Succesfactor 1: binding
Het ervaren van binding met medestudenten, docenten en de opleiding is van essentieel belang voor studentsucces. Studenten die zich sterk verbonden voelen met hun opleiding, zijn gemotiveerder, betrokkener en presteren aantoonbaar beter7. Er zijn vier verschillende vormen van binding: sociale binding, academische of inhoudelijke binding, institutionele binding en didactische binding.
Sociale binding
Studenten hebben baat bij een inclusieve leeromgeving waarin alle studenten zich welkom, erkend en veilig voelen. Een sterke sociale binding ontstaat wanneer studenten elkaar leren kennen, actief contact hebben met docenten en zich onderdeel voelen van een gemeenschap. Dit sluit aan bij het concept sense of belonging, dat van grote invloed is op motivatie, studiesucces en doorzettingsvermogen. Kleinschalig onderwijs draagt sterk bij aan samenwerkend leren, wat een positief effect heeft op studentsucces3.
Sociale binding kun je als instelling versterken door activiteiten te organiseren voor en aan het begin van de opleiding, zoals introductiedagen, kampen en groepsprojecten. Zulke initiatieven stimuleren onderling contact en zorgen ervoor dat studenten zich sneller onderdeel voelen van een gemeenschap. Daarnaast is persoonlijke aandacht van docenten van grote waarde. De betrokkenheid wordt groter als een opleiding in de eerste periode werkt met een beperkt aantal docenten, die studenten actief leren kennen, regelmatig contact zoeken en goed bereikbaar zijn (zie ook Figuur 2 voor mogelijke maatregelen ter versterking van binding8).
De website Samen sterker in het onderwijs9 bevat tips voor het bevorderen van sociale binding en welzijn in het onderwijs.

Figuur 2 Mogelijke maatregelen ter versterking van binding
Academische of inhoudelijke binding
Studenten raken gemotiveerder wanneer zij de inhoud van de opleiding als interessant, relevant en uitdagend ervaren. Dit wordt versterkt wanneer zij al vroeg in aanraking komen met het beroep waarvoor de studie hen opleidt, bijvoorbeeld via praktijkopdrachten, gastsprekers, stages of realistische praktijkvraagstukken. Onderzoek laat zien dat studenten vooral gemotiveerd raken als zij het gevoel hebben dat wat ze leren betekenisvol is10.
Academische binding ontstaat wanneer studenten zich inhoudelijk verbonden voelen met hun opleiding, het curriculum als coherent ervaren en het gevoel hebben nuttig bezig te zijn. Samen met sociale binding is dit een van de belangrijkste voorspellers van studiesucces.
Institutionele binding
Institutionele binding betreft de verbondenheid met de opleiding als geheel: met de onderwijsinstelling, de faciliteiten, de zichtbare ondersteuning, de communicatie en de cultuur. Studenten voelen zich sneller thuis wanneer de omgeving herkenbaar, overzichtelijk en uitnodigend is. Denk aan een vast lokaal, een duidelijke structuur en laagdrempelige toegang tot begeleiding. Ook heldere communicatie over verwachtingen, procedures en aanspreekpunten draagt bij aan deze vorm van binding.
Didactische binding
Studenten voelen zich betrokkener als de manier van lesgeven aansluit bij hun manier van leren, er structuur en begeleiding is en ze invloed kunnen uitoefenen op hun leerproces. De motivatie van studenten groeit als de docenten hun werkwijze afstemmen met de groep en luisteren naar hun suggesties11.
Al deze vormen van binding zijn met elkaar verweven. Een student die zich sociaal prettig voelt, is vaak gemotiveerder om zich academisch in te zetten, en andersom. Bij het analyseren en verbeteren van binding is het belangrijk om rekening te houden met alle vormen ervan.
Succesfactor 2: activeren
Actief leren bevordert de sociale en academische binding en heeft een positief effect op motivatie en studentsucces. Activerende en motiverende didactiek verwijst naar een manier van lesgeven waarbij je studenten direct vanaf de start activeert om actief met de stof aan de slag te gaan. Het gaat om werkvormen waarbij studenten zelf nadenken, samenwerken, keuzes maken en betekenis geven aan wat ze leren. Door studenten er actief bij te betrekken stimuleert een opleiding het leerproces en diepgaand leren, en legt ze een stevige basis voor studiesucces12.
Onderwijsmodellen zoals 4C/ID, HILL, KAOS-pilot en probleemgestuurd onderwijs benadrukken dat het belangrijk is om het leerproces te starten vanuit een urgent probleem, een ervaren uitdaging of een hiaat. Betrek de praktijk erbij, laat studenten reflecteren op wat ze nog niet beheersen en stimuleer het stellen van doelen. Dergelijke beginsituaties verhogen de betrokkenheid van de student en stimuleren een actieve leerhouding.
Volgens de zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan13 (zie Figuur 3) worden studenten gemotiveerder wanneer hun basisbehoeften worden vervuld:
- Autonomie: ruimte ervaren om op eigen wijze te leren;
- Competentie: vertrouwen hebben in het eigen kunnen;
- Verbondenheid: het gevoel hebben ergens bij te horen.
Wanneer aan deze drie behoeften wordt voldaan, zal een student met passie en plezier studeren, wat de resultaten ten goede komt. Laat studenten meebeslissen en keuzes maken in hun leerproces. Geef structuur, bied helderheid en maak duidelijke afspraken over verwachtingen. Dit versterkt het gevoel van competentie en controle, en draagt bij aan motivatie, zelfvertrouwen, betrokkenheid en welzijn – allemaal factoren die positief samenhangen met studiesucces.

Figuur 3 Zelfdeterminatietheorie
Formatief handelen is een voorbeeld van een activerende didactiek. Het is een didactische aanpak die de nadruk legt op voortdurende feedback en afstemming tijdens het leerproces. Formatief handelen bestaat uit drie strategieën14:
- Kwaliteitsbesef bijbrengen. Kwaliteitsbesef is een duidelijk gedeeld beeld hebben van wat ‘goed’ is. Dit ontwikkel je bij studenten door in dialoog voorbeelden te vergelijken. Met kwaliteitsbesef komt een student beter uit de startblokken, is het helder waar hij of zij naartoe werkt en kan de student gemakkelijker de kwaliteit van het eigen werk en dat van anderen evalueren.
- Feedback organiseren. Het geven van feedback via toetsing is volgens diverse onderzoekers de belangrijkste factor als het gaat om het vergroten van leeropbrengsten. Feedback geeft studenten inzicht in hun sterke en zwakke punten, zonder een cijfer aan een prestatie te koppelen. Regelmatige feedback leidt tot regelmatig studeren en draagt bij aan studentsucces. Het is belangrijk dat opleidingen bewust het feedbackproces organiseren om studenten te helpen richting zelfstandige beheersing. Help studenten om feedbackvaardig te worden.
- Het handelingsgericht onderzoeksproces. Het onderzoeksproces van formatief handelen helpt docenten om weloverwogen keuzes te maken over aanpassingen in hun onderwijs en stimuleert studenten om actief betrokken te zijn bij hun leerproces. Formatief handelen leidt ertoe dat studenten direct aan de slag gaan met de stof en geeft inzicht in welke stof nog extra aandacht behoeft of al beheerst wordt.
Formatief handelen helpt de beginnende student om in de actiemodus te komen en sterke kennisschema’s op te stellen, en draagt daarmee bij aan studentsucces.
Succesfactor 3: programmeren
Een doordachte programmering van de eerste honderd dagen helpt studenten om te landen, ritme te vinden en vertrouwen op te bouwen. Na de startperiode moeten studenten weten of ze op de goede plek zitten. Dat betekent: vind ik het leuk en kan ik het? Programmeer inhoud, opdrachten en toetsen in de eerste honderd dagen zodanig dat dit inzicht kan ontstaan.
De wijze van programmering (en met name toetsing) is van grote invloed op het studiegedrag en de inzet van studenten15. Uitgangspunt bij het ontwerpen van de startfase van een opleiding is het beperken van de concurrentie om de aandacht en inzet van studenten. Concurrentie heeft een negatief effect op studentsucces16,17.
Voor de programmering is het van belang om aandacht te hebben voor een vroege activering. Richt de eerste periode zo in dat de student niet anders kan dan meteen uit de startblokken te komen en direct gelijkmatig kan studeren. Regelmatig studeren en het herhalen van studiestof zorgen ervoor dat kennis op de langere termijn beter beklijft18. Als studenten een paar weken wachten voor ze beginnen met studeren, haalt een gemiddelde student deze verloren studietijd niet meer in16. Regelmatig studeren stimuleer je door direct vanaf het begin van de opleiding opdrachten en feedbackmomenten te programmeren, of een toets aan het begin van de periode. Het snel tot succeservaringen komen verhoogt de motivatie van studenten en het geloof in eigen kunnen19.
In het ontwerp van het eerste jaar is het van belang om het hele studiejaar te gebruiken voor onderwijs. Voorkom tentamen- en herkansingsweken waarin studenten amper actief zijn en de rest van het onderwijs gecomprimeerd wordt in een korter tijdsbestek. Dit verzwaart het programma voor alle studenten, maar zeker voor de zwakkere student. Het beleid van de opleiding dient gericht te zijn op de nominale student20.
Een bekende valkuil in de programmering is het ontstaan van overlapping of concurrentie tussen vakken, opdrachten of toetsen. Neem maatregelen om concurrentie tussen studieonderdelen te beperken: bied in een periode een of twee studieonderdelen aan en neem een gering aantal (summatieve) toetsen af4. Veel kleine (summatieve) toetsen, veel verschillende gelijktijdig lopende opdrachten of onderwerpen zorgt voor oppervlakkig leren en heeft een negatief effect op studentsucces17.
Plan herkansingen zodanig dat er geen concurrentie ontstaat met andere toetsen of opdrachten; concurrentie kan een hordeloop aan struikelmomenten veroorzaken. Benut bijvoorbeeld een lang weekeinde of studieweken voor herkansingen. Programmeer herkansingen op een ongunstiger tijdstip, zodat deze geen aantrekkelijk alternatief vormen en de nadruk meer komt te liggen op de eerste kans. Stem als docententeam deadlines goed met elkaar af.
Rooster bij de start van de opleiding meer contacttijd in dan gebruikelijk en stimuleer actieve aanwezigheid21. Wanneer studenten merken dat de opleiding op hen rekent en dat hun aanwezigheid ertoe doet, voelen zij zich verantwoordelijker voor hun leerproces en actiever betrokken. Het ervaren van nabijheid en interesse vanuit docenten versterkt bovendien het gevoel erbij te horen en draagt bij aan het welzijn en de motivatie van studenten.
Succesfactor 4: teamwork
Een goed functionerend docententeam is essentieel voor het realiseren van studentsucces22. Wanneer docenten hun onderwijs samen ontwikkelen, uitvoeren en verbeteren, ontstaat er meer samenhang, duidelijkheid en een gedeelde onderwijsvisie. Dit leidt tot beter afgestemd onderwijs, effectievere begeleiding en een sterker leerklimaat, wat bijdraagt aan studentsucces.
In het hoger onderwijs werken docenten vaak relatief zelfstandig, met elk een eigen professionele standaard als het gaat om studiesucces, onderwijskwaliteit en studentbegeleiding22. Hierdoor ontstaat het risico op ‘working apart together’, waarbij er door gebrek aan afstemming verwarring kan ontstaan. Teams die aandacht besteden aan het ‘hoe’ en de professionele dialoog aangaan in lesbezoeken, intervisie of kalibreersessies, zijn bewezen effectiever. Een gedeelde visie op leren en ontwikkelen binnen het team die bottom-up is ontstaan en ondersteuning krijgt van het management, dat dienovereenkomstig heldere en snelle beslissingen neemt, is een cruciale factor gebleken voor onderwijsinnovaties.
Onderzoek toont aan dat teamleren, waarbij docenten structureel reflecteren op hun onderwijs en samen nieuwe inzichten ontwikkelen, bijdraagt aan duurzame onderwijskwaliteit. Een professionele cultuur die deze samenwerking stimuleert, vergroot bovendien het werkplezier, het gedeelde eigenaarschap en de professionele ruimte van docenten. Goede samenwerking vereist een lerende teamcultuur (door bijvoorbeeld intervisie, intercollegiale feedback en een professionele dialoog). Een professionele dialoog in het docententeam over hoe om te gaan met diversiteit in de klas, het herkennen dat niet elke student dezelfde startpositie heeft en het creëren van een veilige en respectvolle sfeer in de klas draagt eraan bij dat studenten zich gezien, gehoord en ondersteund voelen, en draagt daarmee bij aan studentsucces.
Zet in op ‘teamleren’ en bouw aan een leergemeenschap waarin ook docentonderzoekers leren en ontwikkelen. Overweeg een dedicated team voor de begeleiding van eerstejaarsstudenten, met betrokken docenten die geschikt zijn voor deze doelgroep.
Succesfactor 5: begeleiding
Voor veel studenten betekent de start in het hoger onderwijs een ingrijpende overgang: nieuwe gebouwen, onbekende systemen, andere verwachtingen en een grotere zelfstandigheid. Juist in de eerste honderd dagen is begeleiding essentieel om studenten te helpen hun weg te vinden, vertrouwen op te bouwen en regie te ontwikkelen23.
Begeleiding is niet alleen de taak van een studieloopbaanbegeleider, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid van docenten, ondersteuners en managementteam. Iedereen vervult een rol om de student optimaal te begeleiden bij het begin van de opleiding. Laat studenten merken dat er oog is voor hun vragen en zorgen. Vraag studenten actief naar hun ervaringen en uitdagingen bij de start van de opleiding. Toon interesse en bied waar nodig hulp of verwijs door. Neem bij voorkeur binnen een maand contact op met afwezige studenten om samen te kijken hoe je hen er weer bij kunt betrekken.
Er zijn drie aspecten die de overgang naar het hoger onderwijs lastig maken voor studenten16: gebrekkige inhoudelijke aansluiting tussen vooropleiding en hoger onderwijs, toegenomen diversiteit en verschillen in leeromgevingen. Het hoger onderwijs is voor veel studenten anders dan het onderwijs dat ze tot nu toe kenden. De overgang van voorgestructureerd onderwijs naar een hogere zelfstandigheid, minder sturing en een grotere eigen verantwoordelijkheid moet niet te groot zijn. Structuur, duidelijkheid en veel aandacht voor het aansturen van het leerproces zijn in het eerste jaar van groot belang. De zelfstandigheid en zelfsturing van studenten moeten stelselmatig aandacht krijgen en worden ontwikkeld bij de studenten.
Een bewezen effectieve aanvulling op formele begeleiding is mentoring. Mentoring door ouderejaars draagt bij aan binding, toename van zelfvertrouwen en verbetering van studievaardigheden. Het inzetten van studentmentoren bij de begeleiding van eerstejaarsstudenten is waardevol, omdat zij uit eigen ervaring kunnen putten en dichter bij de belevingswereld van de student staan. Daarnaast verlaagt het de drempel om hulp te zoeken, bevordert het actieve participatie en vormt het een waardevolle brug tussen studenten en opleiding. Peer support is een krachtig instrument om uitval te voorkomen en studentsucces te bevorderen.
Succesfactor 6: studievaardigheden
Studievaardigheden zijn vaardigheden die een student nodig heeft om succesvol te studeren. Studenten hebben gemiddeld honderd dagen nodig om te wennen aan de hoeveelheid lesstof en de manier waarop docenten de lesstof behandelen24. Veel studenten zijn vanuit hun vooropleiding gewend aan een duidelijke structuur en frequente sturing. Het hoger onderwijs verwacht daarentegen dat studenten initiatief nemen, vooruit plannen, zelfstandig werken en actief reflecteren op hun leerproces, vaardigheden die ze expliciet moeten ontwikkelen.
Zelfdiscipline vormt een uitdaging voor eerstejaarsstudenten, en ook het stellen van concrete leerdoelen en het plannen en organiseren van de studie ervaren ze als moeilijk. De mate waarin de student zijn eigen leren, gedachten en gedrag kan reguleren is een voorspeller voor studiesucces; dit noemen we ook wel zelfregulerende vaardigheden. Zelfregulatie refereert aan de mogelijkheid om de eigen emoties en cognitieve processen te sturen die nodig zijn voor doelgerichte acties zoals het organiseren van gedrag, het beheersen van impulsen en het constructief oplossen van problemen. Studenten die zelfregulerende vaardigheden beheersen, behalen betere resultaten, voelen zich competenter en ervaren meer regie over het leren.
Feedback krijgen en geven is een belangrijke studievaardigheid; niet alleen op school, maar ook in werksituaties. Help studenten om deze vaardigheid te ontwikkelen. Het versterken van studievaardigheden werkt het best wanneer een opleiding ze expliciet en doelgericht koppelt aan de vakinhoud (dus niet geïsoleerd), zoals het leren samenvatten van teksten, notities maken terwijl je luistert, samenwerken in projecten of het voorbereiden van tentamens. Door studievaardigheden in de les te verweven en regelmatig te bespreken, krijgen studenten praktische handvatten aangereikt die ze direct kunnen toepassen.
Tot slot is het van belang dat het hele docententeam hierbij betrokken is. Door onderling af te stemmen wie wanneer aandacht besteedt aan studievaardigheden, wordt het een terugkerend en herkenbaar onderdeel van het onderwijs.
Goede ervaringen
De Eerste-100-dagenScan helpt opleidingen om de startfase van studenten systematisch te analyseren en doelgericht te verbeteren. Daarmee is het meer dan een diagnostisch instrument: het is een aanjager van teamreflectie en kwaliteitsontwikkeling. De scan stimuleert docententeams om in dialoog te gaan over wat studenten nodig hebben om goed te landen en hoe je daar vanuit gezamenlijke verantwoordelijkheid vorm aan kunt geven.
Dit zijn enkele ervaringen van docenten met de scan:
‘Het instrument dwingt om op een holistische manier te kijken. Vaak gaan docenten die een onderwijsprogramma willen verbeteren hier en daar wat aanpakken, zonder onderliggende visie, en dan kun je juist elkaars problemen groter maken.’
‘De waarde van de analyse is dat je stilstaat, afstand neemt van de voortdenderende trein en kijkt: wat doen wij nu? Hoe doen wij dat? Waarom doen we dat en werkt het wel? En je laat dat gewoon eens bezinken.’
‘Zorg dat je in de analysefase dicht op de huid van de studenten gaat zitten, zodat je hun ervaring in beeld krijgt, want daar komen heel verrassende dingen uit. Zij hebben echt een ander perspectief dan wij.’
De scan helpt teams om niet te handelen op onderbuikgevoel; hij levert een integrale aanpak op met onderbouwde interventies, waarbij een opleiding in de onderzoekende houding blijft om na te gaan of de interventies de gewenste effecten opleveren. Daarmee is de Eerste-100-dagenScan een terugkerende methodiek om studentsucces in de startfase van de opleiding te monitoren.
Lidwien Sturing is onderwijskundig adviseur aan de Hanze
Agnes Meijer is projectleider De eerste 100 dagen aan de Hanze
Noten
1 Kamphorst, J.C. (2018). One size fits all? Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 35, 55-74.
2 Hanze (2022). Eerste 100-dagen scan. Instrument voor het analyseren en optimaliseren van de start in het hoger onderwijs.
3 Klatter, E.B., Visser, K., Theeuwes, S. e.a. (2019). Grip op studiesucces: Adviesrapport Commissie Studiesucces. Hogeschool Rotterdam.
4 Van Berkel, H., Jansen, E. & Bax, A. (2012). Studiesucces bevorderen: het kan en is niet moeilijk. Bewezen rendementsverbeteringen in het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
5 In dit artikel hanteren we zowel het begrip ‘studentsucces’ als ‘studiesucces’. De afgelopen jaren is er een verschuiving zichtbaar van studiesucces (gericht op prestaties, gemeten aan de hand van studievoortgang) naar de bredere term studentsucces (waarbij naast studieresultaten ook aandacht is voor persoonlijke ontwikkeling, welzijn, motivatie en sociale integratie).
6 Onderwijskennis.nl (2022). Evidence-informed innoveren. Op 16 april 2025 verkregen van www.onderwijskennis.nl/themas/evidence-informed-innoveren
7 Van Mourik Broekman, A., Langeloo, A., Zwart, Z. e.a. (2024). Samen sterker in het onderwijs: 16 werkzame elementen om sociale binding en welzijn in het onderwijs aan te pakken.
8 Langeloo, A., Zwart, Z., Van Mourik Broekman, A. e.a. (2025). Het belang van een integrale aanpak voor het verbeteren van binding en welzijn van studenten: Inzichten uit het mbo, hbo en wo. Tijdschrift OnderwijsPraktijk Studies. tijdschrifttops.nl/article/view/19351/24626
9 Samensterkerinhetonderwijs.nl/werkzame-elementen
10 Elffers, L. (2011). The transition to post-secondary vocational education: Students’ entrance, experience and attainment. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
11 Kropman-Postma, L. & Heldens, H. (2018). De invloed van docentgedragingen op de docent-studentrelatie. Onderzoek van Onderwijs, 47, 15-22.
12 Schmidt, H. (2012). Hoe actief leren studiesucces beïnvloedt. In: H. van Berkel, E. Jansen & A. Bax (red.), Studiesucces bevorderen: het kan en is niet moeilijk (pp. 65-78). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
13 Deci, E.L. & Ryan, R.M. (2017). Self-Determination Theory: Basic Psychological Needs in Motivation, Development, and Wellness. Guilford Publications.
14 Toetsrevolutie (2025). One-pager: Drie strategieën van formatief handelen.
15 Van der Klink, M., Van Kralingen, R., Van Lankveld, Th. e.a. (2015). Een loopbaan als docent: hoe behoud je je passie? In: Van Berkel, H., Verstegen, D., Nieweg, M. e.a. (red.), Doceren in het hoger onderwijs; een introductie. Groningen: Wolters Noordhoff.
16 Cohen-Schotanus, J., Visser, K., Jansen, E. e.a. (2019). Studiesucces door onderwijskwaliteit. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
17 Cohen-Schotanus, J. (2012). De invloed van het toetsprogramma op studiedoorstroom en studierendement. In: H. van Berkel, E. Jansen & A. Bax, Studiesucces bevorderen: het kan en is niet moeilijk (pp. 65-78). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
18 Bruijns, V. (2014). Het effect van tussentijds toetsen op studierendement: een literatuurstudie. Onderzoek van Onderwijs, 15-20.
19 Sluijsmans, D. & Devid, V. (2022). De plek van summatieve toetsing op de weg naar zelfstandigheid. Toetsrevolutie. toetsrevolutie.nl/de-plek-van-summatieve-toetsing-
op-de-weg-naar-zelfstandigheid
20 Molkenboer, H.F.A.M. (2017). Over het werk van prof. dr. Janke Cohen-Schotanus. Examens, 2017-03.
21 Torenbeek, M., Suhre, C., Jansen, E. e.a. (2011). Studentfactoren, curriculumopzet en tijdbesteding als verklaringen. In: S. Severiens, Studiesucces in de Bachelor (pp. 59-87). Groningen: Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
22 Van Middelkoop, H., Portielje, M. & Horsselenberg, P. (2018). Working apart together: Een onderzoek naar collectief handelingsvermogen in twee docententeams in het hbo. Hogeschool van Amsterdam, Lectoraat Teamprofessionalisering en Gedifferentieerd HRM.
23 Mulder, J. (2016). Doorstroom mbo-hbo: Studenten aan het woord over studiekeuze, verwachtingen en beleving. ECBO.
24 Kappe, F.R. (2017). Studiesucces: Verbinden als stap voorwaarts. Een oplossingsrichting op basis van een synthese van literatuur en eigen praktijkonderzoeken. Lectorale rede, Inholland.
